Ik ontmoet Miko Vivié op een coronaproof terras in Amersfoort. Onder het genot van een latte macchiato en een ijsthee vertel ik haar meteen over een van mijn vooroordelen over haar werk: “Jij onderzoekt toch of kinderen nog wel thuis mogen wonen of niet?” Ze lacht en vertelt dat dit maar een klein onderdeel van haar werk is. Maar ja, dat hoort er ook bij. Ik leer al snel dat raadsonderzoek een veelzijdig vak is. Een beroep dat in het teken staat van kinderen. Vaak kwetsbare kinderen. Miko is er om hen te beschermen en waar ze kan, verder te helpen.
Wat doet een raadsonderzoeker?
“Als raadsonderzoeker werk je bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Heel kort omschreven doe je onderzoek voor de rechtbank. Je geeft adviezen aan de rechtbank. Dat kan op verschillende domeinen. Je hebt het strafdomein: als jongeren van 12-18 jaar een strafbaar feit plegen. Dat kan gaan over een heftige overval, maar ook over de zoveelste winkeldiefstal. Dan geef je een strafadvies.”
Dit doet ze ook voor kinderen die zoveel gespijbeld hebben dat ze met de leerplichtambtenaar te maken krijgen. Maar haar werk is meer dan alleen strafadvies geven.
“We doen ook beschermingsonderzoek. Daarin kijk je naar de opvoedsituatie.”
Straf advies geven
Als een kind een verdachte is, dan moet Miko onderzoeken wat een passende straf zou zijn voor dit kind. Haar advies geeft ze aan de rechtbank.
“Je moet je voorstellen dat de rechter tijdens de zitting helemaal niets over die jongere weet. Die weet niet hoe dat delict tot stand is gekomen of wat de achtergrond van deze jongere is. En om deze jongere in bescherming te nemen doen wij voordat de zitting plaatsvindt onderzoek. Wij kijken dan naar het gezin, vrienden, is deze jongen of het meisje heel erg beïnvloedbaar? Op basis hiervan geven wij een strafadvies.”
Zo kijkt Miko naar verschillende zaken in het leven van de jongere die terechtstaat en zoekt daar een passende straf bij voor als deze jongere schuldig wordt bevonden.
“Bij iemand die heel beïnvloedbaar is, adviseer je bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining om weerbaarder te worden.”
De kinderrechter bepaalt uiteindelijk of de jongere schuldig is en welke straf hij/zij krijgt.
“Dat heeft vaak veel meer zin, dan dat er alleen maar boetes opgelegd worden of een werkstraf die de een jongere vanwege intelligentie of andere factoren niet kan uitvoeren. De straf wordt dus heel erg op maat gegeven en het belangrijkst is dat een jongere er echt van leert.”
Miko kijkt naar de jongere persoonlijk. Wie heeft ze voor zich? Wat kan die persoon nog leren en hoe kan een straf daarbij helpen? Dit doen ze met het idee dat een passende straf de kans vergroot dat het kind niet in herhaling valt.
Schoolverzuim
De meesten van ons zullen ooit in ons leven wel eens gespijbeld hebben. Ik ben daar ook zeker geen heilige in. Dat gaat vaak maar om een paar uurtjes op een hele schoolcarrière. Maar er zijn jongeren die het zo bont maken, dat de leerplichtambtenaar erbij komt kijken. En Miko.
“Dat gaat echt om veelvuldig schoolverzuim en het gaat er ook om dat ze vinden dat de jongeren verwijtbaar zijn.”
Verwijtbaar is hier een ruim begrip, want het gaat erom dat de jongeren zelf kiezen om niet naar school te gaan. Maar het zijn jongeren, dus hoeveel schuld kun je leggen bij een puber? Je weet niet wat de thuissituatie is of wat de werkelijke reden is dat een kind zoveel spijbelt. Dat is precies wat Miko onderzoekt.
“Soms zie je dat ouders heel hard werken en heel veel moeite doen voor hun kind. Ze wekken hun kind, zetten het zelfs bij school af en dat kinderen alsnog niet naar school gaan. Dan heb je een overtreding van de leerplichtwet. Dat gaat niet over drie uurtjes spijbelen, maar dan hebben we het over 80 uur bijvoorbeeld. Vaak is er al drie keer een waarschuwing geweest of hebben jongeren al een HALT afdoening uitgevoerd, voor ze bij ons komen. En dan geven wij eveneens weer een strafadvies.”
Worden straffen kwijtgescholden?
Je hoort weleens dat straffen van jongeren worden kwijtgescholden als ze 18 jaar zijn. Dat is ook het idee wat ik heb, maar is dat wel zo? Miko geeft het antwoord:
“Dat is inderdaad een vraag die ik vaak krijg, ook in gesprekken. Op dit moment is het volgens de wet zo dat straffen net zo lang op je justitieel documentatieregister (in de volksmond: strafblad) blijven staan als in het volwassenrecht. Misdrijven worden altijd vermeld, bij overtredingen ligt dit aan de ernst van het feit. Dit wordt bepaald aan de hand van de straf die je ervoor opgelegd of aangeboden krijgt. Als je een registratie hebt, betekent dit niet dat je geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) meer kunt krijgen. Het hangt ervan af hoe lang geleden het is dat het delict gepleegd is en waarvoor je een VOG aanvraagt.”
Het onderzoek
Of het nu gaat om een strafzaak of schoolverzuim: Miko’s werk begint met het onderzoek:
“Onze onderzoeken zijn redelijk standaard modellen die op wetenschap gebaseerd zijn. Wij kijken bij ieder strafonderzoek naar de 10 domeinen. Dat zijn school, gezin, vrienden, vrije tijd, middelengebruik, werk, attitude, sociale vaardigheden, agressie en de geestelijke gezondheid.”
Vaak is het een combinatie van factoren die ervoor zorgen dat jongeren in een bepaalde situatie terecht zijn gekomen. Maar soms ook niet.
“Dan is het puur dommigheid.”
Maar die mening houdt ze voor zich, want het is niet haar werk om te oordelen.
“Wij zijn ook niet veroordelend in het gesprek. Natuurlijk heb je daar allerlei ideeën over, maar je blijft daarin professioneel. Je vraagt naar het verhaal van het kind. Het kan zijn dat het kind ontkent. Dan probeer ik natuurlijk wel op een bepaalde manier door te vragen. Ik vraag dan of ze er echt niets over weten of hoe het kan dat ze hen wel opgepakt hebben. Je hebt ook kinderen die zeggen dat ze altijd op de verkeerde plek en verkeerde plaats zijn. Maar hoe komt dat dan? Dus dan ga je meer daarop doorvragen.”
Schuldig of niet: altijd een strafadvies
Miko en haar collega’s gaan er niet over of het kind schuldig is of niet. Dat laten ze over aan de kinderrechter en de officier van justitie. Miko gaat in strafzaken alleen over het adviseren van de juiste straf.
“Los van of het kind nu schuldig is of niet, wij geven altijd een strafadvies. Wij zeggen ook niet tegen de rechtbank of een kind schuldig is of niet. Dat is de taak van de kinderrechter. Die heeft het politieonderzoek in handen, die heeft ons rapport en die weet veel meer over de andere verdachten en de situatie. Wij weten dat niet. Wij kijken gewoon puur naar het meest passende strafadvies voor als hij of zij schuldig wordt bevonden.”
Vriend of vijand?
Miko haar werk is om het kind te beschermen en ervoor te zorgen dat het kind een passende straf krijgt. Ik vraag me af of kinderen haar zien als vriend of als vijand? Snappen zij dat ze hen wilt helpen? Of zien ze haar als de boeman die hun straf gaat geven?
“Als je zegt dat je voor de Raad voor de Kinderbescherming werkt, dan is er bij iedereen wel een bepaalde spanning.”
Miko heeft ook te maken met bepaalde doelgroepen en vooroordelen. Soms komt ze bij gezinnen waar ze de broertjes en zusjes al van kent. Of bij kennissen. Die hebben dan verhalen en die zijn niet altijd positief.
“Je gaat een advies geven wat ze niet leuk vinden. Want zij willen geen straf, maar dat ga ik niet zeggen. Mijn taak is om advies te geven voor het geval ze schuldig worden bevonden. Het enige wat ik kan doen is hun verhaal goed op papier zetten.”
Daarnaast neemt ze (na toestemming van het gezin) ook telefonisch contact op met de mensen in de omgeving van het kind. Zoals ouders, leraren, een wijkagent en eventueel andere hulpverleners.
“Ik vraag ook aan de kinderen wat zij denken dat deze mensen over hen gaan vertellen en wat ze daarvan vinden. Aan het eind van het onderzoek krijgen ze altijd nog een week inzage. Dan kunnen ze ook aangeven als ze het ergens niet mee eens zijn.”
Soms heeft hun reactie nog invloed op het advies dat Miko geeft. Hun reactie wordt altijd meegestuurd in het rapport, dus dit kan de rechtbank ook lezen.
“Ik ben niet hun vijand, maar ik denk ook niet dat ze mij als vriend zien. Maar ik ben niet de politie. Dat merken ze ook wel. De politie probeert hun te triggeren om te vertellen wat er is gebeurd en ik blijf heel erg op hun beleving zitten. Als ze zeggen dat ze altijd op de verkeerde plek zijn, dan zeg ik niet “ja, maar je was er toch!” maar ik vraag dan hoe het komt.”
Zwijgrecht
Ook jongeren hebben natuurlijk zwijgrecht. Die kunnen ze ook bij Miko inzetten, maar dat is niet zo slim.
“Als ze zich beroepen op hun zwijgrecht, dan probeer ik nog een keer uit te leggen wat het belang van een onderzoek is. Dat het belangrijk is dat er een advies komt dat bij hen past. Dan maak ik altijd een beetje een grapje: stel dat je super verslaafd bent, ga dan maar een training volgen tegen alcohol of drugs. Dan roepen ze al snel dat ze niet verslaafd zijn. Maar dat weet ik dan niet! Dus dan zeg ik dat ze wat meer over zichzelf moeten vertellen.”
Zo probeert Miko de jongeren toch wat meer te laten vertellen, zodat ze de juiste straf kan adviseren.
Het beschermingsonderzoek
Soms zijn kinderen de dupe van de plek waar ze vandaan komen. Je kunt je ouders tenslotte niet kiezen.
“Dan kom je op het stukje beschermingsonderzoek. Je kijkt dan naar de opvoedsituatie.”
Oftewel: is het kind veilig in het gezin waar het opgroeit? Het onderzoek dat Miko in deze situaties doet gaat eigenlijk hetzelfde als bij het strafonderzoek.
“We spreken met ouders en kinderen, maar ook met informanten. Dat zijn mensen die vanuit hun beroep betrokken zijn bij het kind. Soms willen ouders heel graag dat wij hun buren of opa’s en oma’s spreken, maar die kijken er toch vaak gekleurd naar. We kunnen het wel overwegen om iemand te spreken als de kinderen daar heel vaak zijn. Dan gaat het meer over de kinderen en wat zij bij de kinderen zien en wat hen opvalt. Maar over het algemeen is de voorkeur om met mensen vanuit hun beroep te spreken, want als ze bij ons komen, is er al heel veel aan vooraf gegaan. Je komt niet zomaar bij ons.”
Meldingen over kinderen
Voor Miko over de kinderen hoort, is er vaak al veel gebeurd. Hulpverleners zijn al ingeschakeld en er is al een voorgeschiedenis. Maar ergens is het begonnen en vaak zijn het anderen die zien dat het niet goed gaat met een kind. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een buurvrouw een melding maakt bij Veilig Thuis omdat ze gehoord heeft dat het kind geslagen werd. Het kan ook zijn dat de school een melding maakt omdat ze zien dat het kind meestal zonder eten en in vieze kleren op school komt. Maar het kan ook zijn dat ouders zelf aan de bel trekken omdat ze het niet meer weten. Dit zijn allemaal zaken waar de RvdK nog niet bij betrokken is. Pas als de situatie zo ernstig wordt en ouders niet meer te motiveren zijn voor hulpverlening of geen verandering willen aanbrengen, komen Miko en haar collega’s in beeld.
“Soms is het geen onwil vanuit ouders, maar onmacht: ze zien geen problemen of kunnen dit niet veranderen. Standaard nemen wij in een onderzoek mee wat de beste plek voor het kind is. Thuis bij hun ouders of misschien toch ergens anders.”
Vrijwillig, drang en dwang
Er zijn drie vormen van hulp als het om kinderbescherming gaat. Als ouders hulp nodig hebben, dan heb je het liefst dat ze de hulp vrijwillig ontvangen. Bijvoorbeeld omdat ze in een scheiding liggen of omdat ze het opvoeden van hun kinderen lastig vinden.
“Op het moment dat het gezin met hulpverleners gaat samenwerken, zit je nog in het vrijwillig kader. Als Veilig Thuis of Samen Veilig betrokken raakt, dan kom je al in het drangkader. Dan gaan ze vaak al voorwaarden stellen. Deze veiligheidsafspraken zijn nodig om de veiligheid van het kind te waarborgen. Dat kan bij scheidingszaken, bijvoorbeeld op welke manier de omgang plaatsvindt dat het voor het kind zo min mogelijk belastend is.”
Het kan zijn dat een gezin jarenlang hulp ontvangt in het vrijwillig kader en misschien een beetje in het drangkader. Drang betekent dat het niet meer vrijwillig is, maar het wordt ook nog niet via de rechter verplicht. Het wordt sterk aangedrongen aan het gezin om de hulp te aanvaarden. Dwang is wanneer de hulpverleners de via de rechter ervoor zorgen dat het gezin de hulp moet accepteren. Miko is dan degene die onderzoekt of dwang nodig is. Officieel heet dit een ondertoezichtstelling. En als dit nodig is, zoekt ze ook uit welke hulp en maatregelen er nodig zijn om de veiligheid van het kind te kunnen waarborgen.
“Uiteindelijk is het altijd het uitgangspunt, zowel in het vrijwilliger, dwang als drangkader, dat ouders het in de nabije toekomst weer zelf kunnen.”
Jeugdbeschermingstafel
De afspraken die met ouders worden gemaakt door hulpverleners, moeten wel nageleefd worden.
“Vaak is ook de boodschap dat als ze zich er niet aan houden, dat ze de RvdK gaan vragen om mee te kijken. Dan voelen ouders wel dat het serieus is.”
Mocht het zover komen dat de RvdK wordt ingeschakeld, dan wordt er een jeugdbeschermingstafel georganiseerd.
“Daar zitten alle betrokken hulpverleners bij. Inclusief ouders en kinderen vanaf 12 jaar. Wij kijken dan of we de melding zorgelijk genoeg vinden om aan te nemen en of alle middelen in het vrijwillig kader uitgeput zijn.”
Er wordt dan gekeken naar de mogelijkheden. Wat willen de ouders bijvoorbeeld? Zijn er nog afspraken te maken en hoe lang ga je hen de tijd geven om te bewijzen dat het beter kan worden? Want een jeugdbeschermingstafel wordt alleen georganiseerd als het al best ernstig is en de veiligheid van het kind niet meer zeker is.
“Dit is een open gesprek waar we kijken of er een beschermingsonderzoek nodig is. Een beschermingsonderzoek gaat over de ontwikkeling van het kind en wat de ouders daarmee doen en wat voor invloed de ouders hebben op het kind.”
Uit huis plaatsen
Voordat Miko overgaat tot adviezen zoals uit huis plaatsen, vindt dus eerst het onderzoek plaats. Daarbij kijkt ze naar de zorgen van de ouders en wat er nodig is voor het kind.
“Maar ook naar wat de bereidheid is van ouders en kinderen om aan de problemen te werken. Uiteindelijk moeten wij ons de vraag stellen of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is.”
Zo’n maatregel kan zijn dat het kind onder toezicht wordt gesteld of zelfs dat de kinderen uit huis worden geplaatst.
“Belangrijk om te weten is dat er per kind gekeken wordt naar de situatie. Niet een gezin wordt onder toezicht gesteld, maar het kind. Het kan dus dus voorkomen dat niet alle kinderen in een gezin onder toezicht zijn gesteld. Of dat de één wel uit huis moet (omdat de situatie voor hem/haar niet meer houdbaar is) en dat een ander wel thuis kan blijven wonen. Mensen denken dat een uithuisplaatsing heel vaak en zo maar gebeurt, maar dat valt mee.”
En Miko geeft slechts advies.
“Over dat advies moet de rechter zich eerst nog uitspreken. Dus daar kunnen ouders met een advocaat ook nog hun stem laten horen. De rechter neemt het uiteindelijke besluit. Wij geven enkel advies. Dat advies wordt wel redelijk vaak overgenomen, maar daarvoor doen wij ook dat hele onderzoek. Wij roepen niet zomaar wat. Je moet je voorstellen dat een uit huis plaatsing voor een kind ook traumatisch is. Je moet altijd de afweging maken of het trauma van het kind het waard is. Is het gezinssysteem zorgelijk genoeg dat wij geen andere mogelijkheden meer zien dan uit huis plaatsen? Of is het gezinssysteem wellicht wel veilig genoeg, maar de problematiek van het kind/ de jongere te groot geworden, waardoor ouder(s) onmachtig zijn.”
Het gaat hierbij altijd om de veiligheid van het kind.
“Bij fysieke onveiligheid grijpen we dus ook sneller in. Dan zeggen we sneller dat het kind naar een andere plek moet. We zeggen niet dat het kind daar de rest van zijn leven moet blijven wonen.”
Vaak wordt er een bepaalde tijd verbonden aan een uit huis plaatsing. Dus voor een half jaar of een jaar. Tijdens de uithuisplaatsing wordt er ook hulp geboden om de situatie te verbeteren. Na deze periode wordt er opnieuw gekeken wat de beste plek voor het kind is en wat hem het minste trauma geeft.
“Het toekomstperspectief moet duidelijk zijn. Zowel voor het kind als voor de ouders. Dat vinden wij belangrijk. Dus wanneer gaan ze naar huis, ga je nog naar huis? En als je naar huis gaat, ga je dan volledig naar huis of bijvoorbeeld alleen in het weekend?” Bij alle beslissingen wordt afgewogen wat het aanvaardbare termijn is voor het kind. Hoelang kan er nog ‘geprobeerd’ worden in de thuissituatie? Hoe lang mag het gaan duren voor een kind duidelijkheid moet krijgen? Belangrijk om te weten is dat geen enkel advies bij de RvdK door één persoon wordt gegeven. Aan het eind van je onderzoek heb je overleg met een gedragsdeskundige en waar nodig een juridisch deskundige.”
Enorme variatie
Miko heeft te maken met kinderen die spijbelen en kinderen die overvallen plegen of erger. Haar werk kan gaan over het uit huis laten plaatsen van een baby of kijken of een 16 jarige al klaar is om te oefenen op zelfstandig wonen. Dit enorme verschil is precies wat zij leuk vindt.
“Ik ben niet de typische maatschappelijk werker. Een onderzoek duurt in principe vier weken, maar vaak duurt het iets langer. Maar je hebt wel meerdere gezinnen naast elkaar lopen. Er zijn altijd cliënten die nog eens terug komen, maar je bent niet jarenlang met 1 traject bezig. Daarnaast vind ik het zelf uitdagend omdat het niet hulpverlenend is, maar je juist in een korte tijd veel te weten komt over iemand en hen kan doorverwijzen. Je ziet veel en je maakt veel mee, dat is wat ik leuk vind. Naast hetgeen wat ik heb verteld doet de RvdK nog veel meer: ze zijn betrokken bij vragen over het gezag, maar kunnen ook betrokken zijn bij adoptie en afstammingsvragen.”
Een divers en ook wel heftig beroep als je het aan mij vraagt. Maar helaas ook nodig. Ik zou dit zelf nooit kunnen, maar ik ben blij dat er mensen zoals Miko zijn, die stevig genoeg in hun schoenen staan om op te komen voor de kinderen die het nodig hebben.