Jos Kamminga is medewerker op een dagbesteding voor mensen met een verslaving, met psychische problemen en soms met een lichte verstandelijke beperking. Er zijn ook pechvogels die het allemaal hebben. Jos helpt hen graag de dag door. Door naar hen te luisteren en te kijken hoe zij hun dag het beste kunnen besteden. Ik sprak met hem aan zijn keukentafel over zijn werk, wat het met hem doet en wie de mensen zijn die op zo’n dagbesteding komen.
Liever luisteren dan lezen?
Dit interview is ook opgenomen als podcast. Zoek ‘Werken aan je Geluk’ op in jouw podcast app of luister hieronder het hele interview met Jos.
Hieronder lees je een deel van het interview uitgeschreven terug.
De prikploeg en de locatie
Wat is zo’n dagbesteding precies en wat doen mensen daar?
“We hebben twee dingen: we hebben mensen die naar onze locatie komen en we hebben een prikploeg. Dat zijn mensen die met een plastic zak en een knijpertje door de stad lopen en routes schoonmaken. Dat zijn mensen die actief verslaafd zijn.”
Op de locatie zelf mag niet gebruikt worden. Dus mensen die nog actief gebruiken kunnen wel aan dagbesteding doen, maar alleen in de prikploeg. Op de locatie komt een andere groep mensen.
“Over het algemeen zijn dat mensen die al afgekickt zijn. Die niet meer gebruiken of in ieder geval hun gebruik in de hand hebben.”
Wat doen ze op de dagbesteding?
“De grootste groep die bij ons komt, die doet arbeidsmatig werk. Dat is productiewerk. Je bent in een tuincentrum en dan staat er bij een plantje een prikkertje met daaraan een kaartje. Het zou heel goed kunnen dat die prikkertjes en die kaartjes bij ons in elkaar gezet zijn. Er is ook een groep die creatieve dingen doet. Er is een teken- en schildergroep. Er is ook een groep mensen die in de keuken werkt. Die zorgen tussen de middag voor een warme maaltijd.”
Dat laatste is natuurlijk lekker, maar voor de deelnemers ook heel fijn. Een warme maaltijd voorgeschoteld krijgen is toch prettig. Zeker omdat voor jezelf zorgen niet altijd even vanzelfsprekend is voor deze groep mensen.
“En we hebben ook een houtwerkplaats waar houten meubeltjes worden gemaakt. Je kunt het zo gek niet verzinnen of het kan daar gemaakt worden. Soms wordt het zelfs op bestelling gemaakt. Ik heb zelf laatst een houten bankje laten maken. En we hebben mensen die licht administratief werk doen. Zo hebben we ook iemand die bij de receptie zit.”
Het werk is een middel
Er wordt dus gewerkt op de dagbesteding, maar je kunt het niet vergelijken met een ‘gewone baan’.
“Voor ons is het werk een middel. Dus je komt, je weet wat je gaat doen. Je maakt met elkaar iets en je zorgt dat het er netjes uitziet. Mensen krijgen bij ons ook een vergoeding voor het werk. Dat is niet veel. Dat is €1,50 [per uur], maar voor sommige mensen is dat een reden om bij ons te komen. Omdat het arbeidsmatig werk is, moet dat ook in overeenstemming zijn. Het zou raar zijn als je daar niet iets voor zou krijgen. Je moet het ook weer niet vergelijken met een gewone baan. Je kan er bijvoorbeeld voor kiezen om vandaag niet te komen.”
Bij iedere andere werkgever zou je op het matje geroepen worden als je niet komt opdagen, maar bij de dagbesteding gaat dat anders. Je wordt eigenlijk nooit ontslagen. Maar er wordt natuurlijk wel wat van gezegd als je niet komt.
“Als ik je dan weer zie, dan vraag ik ‘joh, je zou er gisteren zijn en je was er niet. Vertel, wat was er aan de hand? Bel de volgende keer eventjes af.’”
Jos probeert er dan achter te komen waarom iemand niet kwam. Of er iets aan de hand is en of andere hulpverleners misschien ingelicht moeten worden. Maar het belangrijkst vindt hij dat mensen juist weer wél naar de dagbesteding komen.
“Het zorgt voor een ritme in je dag. Je moet plannen dat je ‘s ochtends opstaat en dat je naar ons toekomt. Al die dingen bij elkaar zorgen ervoor dat het wel op werk lijkt, maar dat is het niet. Ik had bijvoorbeeld met iemand een afspraak. Die jongen zat niet zo lekker in zijn vel. Hij wist niet of het zou gaan. Dus ik zei ‘kom nou gewoon!’ Dus hij kwam ‘s ochtends. Hij kreeg een kopje koffie, nam een tostie en toen ging hij weer naar huis. Hij had niet deelgenomen aan een activiteit. Maar hij was er wel geweest. Hij had er wel over nagedacht en hij had even contact gehad. Hij had even aan iemand kunnen vertellen hoe het met hem ging.”
Een fijne, maar ook een ingewikkelde plek
Bij de dagbesteding wordt er echt gekeken naar wat iemand kan. Dat is ook de reden dat er allerlei werk te doen is. Van licht arbeidsmatig werk tot schilderen. Het klinkt als een fijne plek.
“Ja, dat klopt. Het is ook best een ingewikkelde plek om te komen, want je wordt er wel geconfronteerd met andere mensen die ook hun beperkingen hebben. En als je dan zelf sommige dingen niet zo goed kan en je wordt dan geconfronteerd met iemand anders die sommige dingen ook niet zo goed kan, dan vraagt dat wel om wederzijds begrip. De andere kant daarvan is dat er ook een grote solidariteit is. Mensen snappen dat een ander het ook niet zo makkelijk heeft.”
Het zorgt voor een community gevoel.
“Ja, en dat zorgt er ook voor dat sommige mensen heel fel zijn op het gedrag van andere deelnemers. ‘Je moet hier niet de boel verkloten.’ Dat gedrag helpt niet altijd. Maar er zitten goede intenties achter. Dat maakt het ook een fijne plek om dat werk te doen. En ik ben maar een radertje in dat geheel.”
Niet altijd een weg naar gewoon werk
Voor sommige mensen is de dagbesteding een stap in de richting naar gewoon werk.
“Als jongere mensen bij ons komen en die dan net iets hebben meegemaakt. Bijvoorbeeld: ze hebben net een opname in de psychiatrie meegemaakt en ze zijn aan het herstellen daarvan. Dan zie je dat mensen de dagbesteding gebruiken om weer een ritme op te doen. Om zich weer beter te voelen en zich weer wat zekerder te voelen over zichzelf. En dan zie je wel dat mensen ook weer doorstromen naar iets anders. Er was afgelopen jaar iemand en die ging weer een opleiding doen.”
Dat is dan een succesverhaal voor Jos. Maar dat is niet per se het doel voor alle deelnemers.
“Je bespreekt met iemand wat die bij ons komt doen. Wat is voor jou nu het doel om hier te zijn? En soms weet iemand dat niet op het moment dat hij bij ons komt. En gaandeweg wordt dat dan duidelijk.”
Hoe komt iemand op zo’n dagbesteding terecht?
Jos benadrukt dat iedereen vrijwillig naar hun dagbesteding komt.
“We draaien niemand het armpje op de rug,” lacht hij.
“Mensen melden zich soms zelf aan. Maar vaker via een andere instelling. Soms via de gemeente en een enkele keer via de reclassering. Als je bij ons wilt komen heb je een indicatie nodig. Het verblijf van de mensen bij ons moet betaald worden. Dat is over het algemeen de gemeente die dat financiert.”
Op het moment dat zij een aanmelding krijgen van iemand voor de dagbesteding, dan doen zij een aanvraag bij de gemeente.
“Vervolgens neemt de gemeente dan contact op met de deelnemer en vraagt: ‘Goh, waarom heb jij dat nu nodig?’”
Meestal spreekt een gemeenteambtenaar direct met de deelnemer zelf. Maar Jos of een van zijn collega’s proberen wel om ook aanwezig te zijn bij dit gesprek.
“Omdat we denken dat wat extra informatie geen kwaad kan. Over die persoon en ook zodat wij kunnen vertellen wat wij aanbieden. Bijvoorbeeld bij iemand die heel erg verslaafd is en op dit moment nog vanalles door elkaar gebruikt. Dan kunnen wij zeggen: ‘we kunnen je wel wat bieden, maar dat is in die prikploeg. Op de locatie gaat op dit ogenblik niet, want we willen een veilige omgeving hebben. Ook voor de mensen die nu niet meer gebruiken.’ Als ik dit zo vertel, dan ontstaat het beeld dat er alleen maar mensen komen die gebruiken. Dat is niet zo. De grootste groep mensen heeft een achtergrond in de psychiatrie. De groep gebruikers is wel kleiner. We hebben ook een groep waarbij je ziet dat het er allebei wel is. We hebben mensen die zijn verslaafd, hebben een psychiatrische aandoening en hebben ook nog een lichte verstandelijke beperking.”
Die hebben dus driedubbel pech.
Allemaal verschillende mensen en verschillende verhalen
Op de dagbesteding zitten allemaal verschillende mensen, met verschillende problemen bij elkaar. Hoe gaat dat?
“Er zijn mensen die zijn heel kwetsbaar. Er zijn mensen die komen echt van de straat. In hun woord en in hun taalgebruik kunnen ze echt heel erg hard zijn. Er zijn mensen waarbij je heel erg moet opletten hoe je iets tegen ze zegt, omdat ze het anders gewoon niet begrijpen. Dus die groep, die is heel divers. Ik heb eerder op een inloop gewerkt voor dak- en thuisloze drugsverslaafden. Op de eerste dag dat ik daar binnenkwam, zag ik alleen maar verslaafde mensen. Ik denk dat ik er een week of vier werkte, toen ik merkte dat de groep veel meer gedifferentieerd was. Toen merkte ik dat er een groep oude gebruikers was. Die gebruikte heroïne in die tijd. Je had een groepje cokegebruikers. Je had mensen die nog wel een huis hadden of in ieder geval een plek om naartoe te gaan. Je had mensen die compleet dakloos waren. Die in een tentje in een park stonden. En ik leerde de mensen en hun verhalen kennen. De verhalen zijn veel diverser dan alleen dat wat iemand mankeert. En als ik dat nu bij die dagbesteding zie, dan is het eigenlijk precies hetzelfde. Je ziet heel veel verschillende personen die bij ons komen omdat er iets met hen aan de hand is. Omdat ze niet zo functioneren in de maatschappij als de grote gemene deler. Maar het zijn allemaal mensen met hun eigen verhaal.”
Al die mensen en verhalen komen op Jos zijn werk bij elkaar. Dat gaat meestal goed, maar soms ook niet.
“Ik heb ook wel eens mensen weggestuurd vanwege de groep.”
Als iemand bijvoorbeeld agressief gedrag vertoont en er zitten mensen in de groep die last hebben van angststoornissen, dan is dat geen goede combinatie.
“Dat betekent dat iemand daar dan niet kan zijn.”
Gelukkig hebben de meeste mensen die bij Jos op de dagbesteding komen ook een eigen plek.
“Dus als ik die weg stuur, dan gaan ze daar naartoe. De meeste mensen wonen alleen.”
Die mensen gaan dus niet naar een plek waar er iemand is die aan hen vraagt wat er aan de hand is. Of waarom ze zo deden.
“En daarom probeer ik het ook zo licht mogelijk in te zetten. Zo van ‘joh, vandaag lukt het niet. Ga naar huis en probeer het morgen weer. Is het heftiger geweest, dan moet je ze soms voor een week wegsturen. Dat is ook een signaal naar diegene toe. Maar het is ook een signaal naar de rest van de groep. Dit is gedrag, dat kan hier niet. Maar dat is ook een signaal dat er even rust en ruimte nodig is.”
Een luisterend oor
“Wat voorop staat is de dagbesteding, maar dat wil niet zeggen dat we geen oor hebben voor de verhalen van mensen. En dat we daar ook rekening mee proberen te houden en dat we ze daar in sommige gevallen ook in proberen te ondersteunen.”
Op zijn werk is Jos dus ook een luisterend oor.
“Maar ik ben geen therapeut. Dus soms vertel ik dat ze dit met een hulpverlener moeten bespreken en niet met mij. Want daar ben ik niet voor. Ik ben ervoor om ze te stimuleren op de dagbesteding. Dus bijvoorbeeld als je er op maandag bent, dan vraag ik naar je weekend.”
Het kan bijvoorbeeld zijn dat Jos gehoord heeft dat iemand naar een verjaardag moest. Dat is voor de meeste mensen niets bijzonders, maar dat kan voor de mensen op de dagbesteding heel erg spannend zijn. Dus daar vraagt Jos dan naar. En soms is hij de enige.
“Soms vraag ik me weleens af of er nog iemand anders is die daarnaar vraagt.”
Voor sommige mensen is hij dus een heel belangrijk persoon, omdat hij simpelweg de enige is die een vraag stelt als ‘hoe gaat het met je?’ Dat is iets waar Jos rekening mee houdt in zijn werk.
Heftige verhalen aanhoren
Jos luistert graag en de deelnemers vertellen hem veel verhalen. De een nog heftiger dan de andere. Dat laat Jos natuurlijk niet koud.
“Het is heel wisselend. Er zijn verhalen die je enorm aangrijpen, waar je het vervolgens met je collega’s over hebt. Wat het meestal met me doet, is dat het me niet onberoerd laat. Maar het is ook niet zo dat ik het heel erg mee naar huis neem. Dat klinkt misschien een beetje kil, maar zo moet het wel, want anders kan ik namelijk mijn werk niet doen. Dus ik ben begripvol en ik zie wat het met mensen doet. Maar het veegt me over het algemeen ook niet onderuit.”
Grenzen aangeven
Mensen stimuleren om naar de dagbesteding te komen, met ze praten en verhalen aanhoren. Het zijn allemaal onderdelen van zijn werk. Maar Jos moet ook grenzen aangeven en dat vinden de deelnemers niet altijd even leuk om te horen.
“Er zijn mensen die mij echt helemaal niet leuk vinden. Of die mij op een bepaald moment niet leuk vinden.”
Mensen met een verslaving of psychische problemen kunnen onvoorspelbaar reageren. Soms zelfs bedreigend. Nu is Jos een grote vent, dus je loopt niet zomaar over hem heen. Toch moet Jos soms ook op zijn woorden passen.
“De meest bedreigende situatie die ik ooit heb meegemaakt, was een situatie waarin iemand niets deed en waarin er niets gezegd werd. Soms heb je dat mensen gaan schreeuwen of fysiek van alles gaan doen. Maar dit was iemand waar ik tegen had gezegd dat hij iets niet mocht doen. Toen had hij met zijn vuist op tafel geslagen. Daar stond een bord en dat was niet meer in een stuk. Dus ik vertelde hem ‘als je zo doet, dan kun je hier niet zijn.’ En hij had een katoenen tasje bij zich. Hij kwam altijd op de fiets, dus in dat tasje zat een fietsketting. En die fietsketting draaide hij heel rustig om zijn hand.”
En daar stond Jos.
“Dan sta je op allerlei manieren aan. Ik wisselde met mijn collega een blik. Al je alarmbellen gaan af, dus je bent helemaal gefocust op wat iemand aan het doen is. Dus je gaat bedenken wat iemand kan gaan doen.”
Uiteindelijk gebeurde er niets.
“Hij is heel rustig de deur uitgelopen en vertrokken.”
Dit is wel een uitzonderlijke situatie, maar Jos krijgt zeker te maken met heftige reacties van deelnemers.
Mensen kansen geven
Het werk van Jos is moeilijk samen te vatten in een paar zinnen. Al is het voor Jos duidelijk:
“Wat wij doen is mensen kansen geven. Jij kan domme keuzes maken of onlogische keuzes maken. En iedere keer zeggen wij dan weer: ‘dat was niet zo verstandig, dat was niet zo goed om dat op die manier te doen.’ Nou, dan beginnen we weer opnieuw en vertellen we wat de kaders zijn waarbinnen dat kan.”